2. Schrijfstijl
2.1 Educatieve teksten
Educatieve teksten zijn gericht op informatieverstrekking en onderwijs. Zij worden daarom in een heldere en aansprekende toon geschreven voor een specifieke doelgroep. De te verstrekken informatie is neutraal verwoord zonder waardeoordelen. Kennisoverdracht is het doel, dus de tekst zal niet verder gaan dan het presenteren van feiten of de heersende gedachte, zonder deze te ondervragen. Vaak richten kunsthistorisch-educatieve teksten zich op stilistische ontwikkelingen of technieken van vervaardiging. Daarmee bieden de teksten een classificering of ordening (‘… kan gerekend worden tot stroming …’). De teksten zijn vergezeld van meerdere functionele voorbeelden (‘zoals’, ‘bijvoorbeeld’, ‘en’). Lange zinnen worden vermeden.
2.2 Kunstkritische teksten
Kunstkritieken zijn uitvoerige reflecties op de kunsten. In enge zin staan kunstkritieken bekend als recensies, maar van origine is het een breder genre waarin de schrijver optreedt als kunstbeschouwer: als de beschrijver van kijkervaringen.
-
De auteur ‘opent’ het kunstwerk door de lezer aan de hand te nemen en voor hem het werk te beschrijven.
-
Een kunstkritiek gaat echter verder dan alleen een beschrijving van de beeldelementen. Deze beschrijving mondt namelijk uit in een waardeoordeel over het werk. Dit maakt de kunstkritiek een combinatie tussen het oproepen van inlevingsvermogen, een grote vaardigheid in kijken én schrijven, en oordelen over goede smaak. Dit brengt soms een autoritaire toon met zich mee, evenals bijvoeglijke naamwoorden zoals ‘mooi’, ‘goed’ of ‘slecht’
-
Dit maakt dat de persoon van de auteur duidelijk aanwezig is in subjectieve, associatieve beschrijvingen. Nadruk ligt hierbij op emoties en ervaringen. Waardeoordelen over het kunstwerk (‘de te snel gemonteerde videobeelden’) leiden tot de formulering van de mening van de criticus (‘lieten mij achter met een gejaagd gevoel’).
-
Kunstkritieken hebben over het algemeen een grotere doelgroep dan een wetenschappelijke tekst. Ze worden gepubliceerd in kranten of tijdschriften die niet alleen gelezen worden door wetenschappelijke vakgenoten. De kunstkritiek vermijdt daarom wetenschappelijk afgewogen taal, en prefereert een meer subjectieve schrijfwijze.
-
De kunstkritiek kan daarom gezien worden als een toegepaste wetenschap: het benut bestaande kennis en noties in plaats van deze te ontwikkelen. Educatief schrijven is daarom ook een toegepaste wetenschap.
2.3 Wetenschappelijke teksten
Een wetenschappelijk stuk is wel gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis en kenmerkt zich door een bepaalde structuur en toon.
-
Dat wil allereerst zeggen dat het hele stuk vraag-gestuurd geschreven is. Het bevat geen informerende toon en geen oordelende taal van een kunstcriticus, maar wordt gestuurd door de beantwoording van de (deel)vraag die centraal staat. Het vraag-antwoordmodel voert de boventoon, waarbij de auteur zich afvraagt of iets waar is en zo ja, in hoeverre en waarom, etc.
-
Hierbij verhoudt de auteur zich tot andere auteurs. In tegenstelling tot de kunstkritiek, waar de auteur ‘alleen’ staat, staat de wetenschapper staat nooit alleen. Hij verhoudt zich ten opzichte van andere wetenschappers. Door middel van vergelijkingen positioneert de wetenschapper zich in het debat. Dit moet niet alleen blijken in de noten, maar in de lopende tekst ingebed zijn.
-
Hierbij verschuilt de schrijver zich niet achter andere auteurs, maar verhoudt hij of zij zich actief tot de auteurs en bronnen die geraadpleegd zijn, zodat deze kunnen worden ingepast in het eigen argument. De auteur zelf zal daarom altijd het laatste woord hebben en niet met een citaat of met de mening van een ander eindigen. Onderzoek doen betekent immers onderzoeksmateriaal toepassen en instrumentaliseren, vergelijken, vertalen, bruggen slaan en nieuwe invalshoeken zoeken om nieuwe inzichten te verkrijgen, in plaats van opsommen en samenvatten.
-
Het betoog is gebaseerd op een wetenschappelijk fundament. Overzichtswerken van de kunstgeschiedenis of kunsthistorische literatuur die voor een groot publiek geschreven is, zullen niet worden gebruikt om argumenten op te baseren.
-
Het betoog heeft een duidelijke argumentatie, waarbij alle zinnen in verband staan met elkaar met behulp van signaal- en verbindingswoorden.
-
Formuleringen zijn zo precies, compact en efficiënt mogelijk en leiden tot een afgewogen oordeel waarin wordt aangegeven in hoeverre iets wél en in hoeverre iets niét het geval is. Bewoordingen die aangeven dat er een afgewogen argument wordt geformuleerd zijn: “omdat’, ‘enerzijds’, ‘anderzijds’, ‘benadering’.
-
Wetenschappelijke teksten zijn diepteonderzoeken, waarbij de redeneringen met het vorderen van de tekst steeds dieper ingaan op het onderwerp.
-
Vaak is een bepaalde mate van voorkennis vereist voor het kunnen lezen van een wetenschappelijke tekst. Sommige begrippen worden niet meer uitgelegd maar als bekend verondersteld. Bij een educatieve tekst zullen alle termen juist uitgewerkt worden.
2.4 Tips voor wetenschappelijk schrijven
Voor taalkundige tips, zie Jaar 1, Spelling en taalgebruik in: Auteursrichtlijnen Eindwerkstuk, en Jaar 1, Tips voor het Nederlands.
Aanvullende tips:
-
Voorkom populaire spreektaal.
Voorbeelden van zulke informele formuleringen: ‘Je kan dit goed gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek, want…’; ‘Dat valt echt heel goed te verklaren, want…’ ; ‘Ik denk dat kunstenaar X er wel van baalde dat…’; ‘Je moet hierbij wel in je achterhoofd houden dat…’; ‘De kunstenaar heeft daar goed over nagedacht..’ ‘Het zou kunnen dat…’; ‘Het lijkt erop dat…’; ‘Het is te verwachten dat…’; ‘De auteur beschrijft best wel nauwkeurig…’; ‘Ze hadden in de Renaissance…’
Probeer, om dit te voorkomen, zo onpersoonlijk en specifiek mogelijk te formuleren: ‘In de recensies in Franse kranten van de wereldtentoonstellingen in Parijs in de tweede helft van de negentiende eeuw….’ in plaats van ‘De Fransen vonden wereldtentoonstellingen in de negentiende eeuw..’. Hetzelfde geldt voor: ‘De geraadpleegde kunstcritici prijzen vooral het ongewone gebruik van kleuren in dit schilderij’, als betere variant van: ‘De meeste mensen vinden het kleurgebruik in dit schilderij heel apart’.
Een wetenschappelijke tekst staat dus idealiter zoveel mogelijk op zichzelf; de lezer heeft geen externe informatie nodig om te begrijpen wat de auteur met de tekst wil bereiken. Dus: ‘Het belang van dit fragment ligt met name in…’ in plaats van ‘ik denk dat dit fragment belangrijk is omdat…’; ‘Het is aannemelijk dat…’(en dan goed onderbouwde argumenten geven) in plaats van ‘Ik neem aan dat…’.
-
Kijk uit met generaliseringen zoals ‘hedendaagse’, ‘allemaal’, etc. In een wetenschappelijk stuk moet alle informatie zo nauwkeurig mogelijk benoemd zijn.
-
Veel moeilijke woorden maken een tekst niet wetenschappelijker. Goed gebruik van termen wel.
-
Bied de lezer alleen informatie die zal bijdragen aan de beantwoording van de hoofdvraag. Teveel zijsporen vormen een ruis die afleidt van de hoofdzaken. Geef in het werkstuk bijvoorbeeld alleen biografische informatie wanneer dit noodzakelijk is voor de beantwoording van een vraag. Begin een hoofdstuk of de Inleiding dus niet zomaar met een biografie van de kunstenaar. Een biografie kun je eventueel toevoegen in een bijlage.
-
Gebruik zo weinig mogelijk citaten. Parafraseer liever de gelezen tekst. Als je een goed argument hebt waarom je een citaat moet gebruiken (bijvoorbeeld voor het speciale woordgebruik), geef dat dan heel duidelijk aan door middel van aanhalingstekens. In een voetnoot vermeld je dan waar je het citaat vandaan hebt. Leid het citaat altijd even in en becommentarieer het achteraf. Hiermee wordt het citaat ingepast in de eigen argumentatie.
-
Zorg ervoor dat een alinea thematisch een eenheid vormt. Schrijf geen korte alinea’s van slechts een paar zinnen, maar ook geen alinea van een hele pagina. Drie tot vier alinea’s per pagina is gebruikelijk. Zorg voor een goed lopend verband tussen de alinea’s onderling door signaal- en verbindingswoorden te gebruiken:
-
Tijd/volgorde: voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later, vervolgens, dan, later, voorafgaand, toen, terwijl, zodra, intussen
-
Opsomming: en, ook, ten eerste, ten tweede, bovendien, vervolgens, ten slotte, eveneens, zowel….als, daarbij, verder, een andere, daarnaast
-
Tegenstelling: maar, echter, hoewel, toch, daarentegen, daar staat tegenover, enerzijds, anderzijds, niettemin, integendeel, in plaats van, in tegenstelling tot, desondanks
-
Vergelijking: zoals, net als, hetzelfde als, zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e), vergeleken met
-
Oorzaak/gevolg: door, doordat, zodat, waardoor, daardoor, te danken aan, zodoende, te danken aan, te wijten aan, als gevolg van
-
Doel/middel: om te, door te, daarmee, met behulp van, waarmee, door middel van, opdat, met als doel, daartoe, daarvoor
-
Voorbeeld/toelichting: bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van, zo, zoals, ter illustratie, dat blijkt uit, dat komt voor bij, onder andere, ter verduidelijking, onder meer
-
Reden/verklaring/argument: want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk, dat blijkt uit, hierom, aangezien
-
Voorwaarde: als, wanneer, mits, tenzij, in (voor) het geval dat, aangenomen dat
-
Samenvatting/conclusie: kortom, samengevat, hieruit volgt, dus, al met al, vandaar dat, concluderend, hieruit kunnen we afleiden
-
Mate van belangrijkheid: erg, zeer, bijzonder, meest
-
-
Zorg ervoor dat de wetenschappelijke tekst een kop en een staart heeft: de structuur van het verhaal is essentieel, daarmee staat of valt het hele verhaal. De lezer kan de argumentatie beter volgen als deze structuur hem duidelijk is. De auteur moet voor die duidelijkheid zorgen door aan het begin van het artikel de structuur van het betoog uitdrukkelijk te melden. Vaak is het verstandig in de loop van het artikel zo nu en dan naar de structuur te verwijzen en aan te geven hoe ver je bent gevorderd. Gebruik daartoe bijvoorbeeld overgangszinnen als: “Na ... behandeld te hebben, komt nu …. ter sprake”.